Lotus Type 56B
Geplaatst: 06 feb 2016, 18:56
Op 20 januari, tijdens de Autosport International Show, kondigde Classic Team Lotus de restauratie aan van de 1971 Lotus 56B chassis nummer 1. Maar wat is die Lotus 56B?
De Lotus 56B is de enige 4 wiel gasturbine aangedreven F1. De gasturbine was een Pratt & Whitney Canada PT6, 1 van de populairste turboprop vliegtuigmotoren van die tijd. Een turboprop? Ja, en niet te verwarren met een turbojet. Immers, een turboprop is een gasturbine met als doel een propeller aan te drijven. Dit in tegenstelling tot een turbojet waarvan de uitlaatgassen voldoende energie bevatten om voortstuwingskracht te generen. In een turboprop wordt via tandwielen het hoog toerental/laag koppel omgezet in een lager toerental/hoger koppel.
Was dat weer één van Colin’s wilde ideeën?
Niet echt. Voor het oorspronkelijk idee om een gasturbine in een racewagen te gebruiken moeten we naar de VS. Meer specifiek de Indy Car Race.
Een eerste redelijke poging werd in 1955 ondernomen. Toen werd een Boeing gasturbine in een Kurtis 500K gemonteerd. De racewagen zou echter nooit meedoen aan de wedstrijd.
Een tweede verdienstelijke poging werd in 1961 ondernomen. Een 375pk leverende Boeing gasturbine werd in de John Zink “Trackburner” gemonteerd. Dan Gurney (Je weet wel, hij die Colin overtuigde om met Lotus naar de Indy Car Race te komen) probeerde de wagen te qualificeren, zonder succes.
In 1966 wordt een raceauto genaamd Jack Adams Aircraft Special voor de Indy 500 ingeschreven. Deze racewagen had een 1350pk leverende General Electric T58 gasturbine. En ja, ook hier zou de racewagen niet racen. Ontoereikende remmen naar ’t schijnt (en dus te gevaarlijk).
In 1967 beslist Andy Granatelli, CEO van STP (Scientifically Treated Petroleum, een bedrijf gekend voor z’n toevoegmiddel voor motorolie en belangrijk autosport sponsor), een door gasturbine aangedreven racewagen in te schrijven voor de Indy 500. De STP-Paxton Turbocar was voorzien van een Pratt & Whitney Canada ST6B-62, slaagde in de kwalificatie en bleek zelfs op weg naar de overwinning. Echter, op 3 ronden van het einde begaf de versnellingsbak het...
Andy Granatelli bleef evenwel overtuigd van het potentieel van de gasturbine en contacteerde Colin Chapman om de volgende STP raceauto te ontwerpen. Colin Chapman en Maurice Philippe gingen aan de slag en de Lotus Type 56 zag het levenslicht.
Lotus Type 56
Colin en Maurice leverden met de type 56 een volledig nieuw en geavanceerd design. Een aerodynamisch wigvormig model werd door hen verkozen boven de meer traditionele sigaarvormige racewagens van die tijd.
In 1968 brengt Lotus 4 racewagens aan de start van de Indy 500.
Eigenlijk hadden er het 5 moeten zijn. De 5e wagen was voor Jim Clark voorzien, maar zijn overlijden tijdens een F2 wedstrijd in Hockenheim besliste daar anders over. Hij werd niet vervangen, de racewagen werd niet ingeschreven.
De resultaten waren, tjah, analoog aan de turbine racewagens van de voorgaande jaren. Eentje had mechanische pech en een ander crashte nog voor de race was begonnen. De derde racewagen kon starten en vestigde zelfs een nieuw ronderecord tijdens qualificatie met een gemiddelde snelheid van 171.559mph (276.097km/h). Helaas ook deze turbine racewagen finishte niet. Terwijl aan de leiding gaf de brandstofpomp het in de laatste rondes op.
Het echte probleem van de type 56 was echter niet van mechanische aard. Immers, nog voor de type 56 was ingeschreven, besliste de U.S. Auto Club dat de luchttoevoer van gasturbine wagens met 35% moest worden verminderd. Doel was het competitieve speelveld met de 'gewone' motoren te egaliseren.
Eigenlijk wilde de U.S.A.C. gasturbine racewagens helemaal verbieden. De 4e wagen die ik nog niet vermeldde heeft daar uiteindelijk voor gezorgd. Het was de bedoeling dat Graham Hill deze zou besturen, maar hij moest uiteindelijk vervroegd terug aan de slag in F1. Mike Spence verving hem, maar de race werd hem fataal. Met dit incident verbande de U.S.A.C. gasturbine racewagens in de Indy 500 naar de geschiedenisboeken.
Maar 1 ding is duidelijk. De Lotus type 56 vormt met zijn innovatief aerodynamisch model de basis voor racewagens van de volgende 10 jaar (Lotus 72…).
Lotus type 56B
Is het nu omwille van het geloof in de turbine als motor dan wel omwille van de publiciteit, feit is dat Colin Chapman met Pratt & Whitney ging praten om een motor voor de F1 te ontwikkelen.
Sowieso waren er goede redenen om voor een turbine te kiezen.
Ten eerste, de turbine leverde 600pk i.p.v. de 425pk die de toenmalig gebruikte motoren konden leveren. Daarnaast was de wielaandrijving simpelder: geen versnellingen of ontkoppelingspedaal nodig om al de kracht van de turbine naar de wielen te krijgen. Maar bovenal, een turbine was kleiner en lichter.
Maar, turbines zijn eigenlijk niet zo goed geschikt voor F1 wedstrijden.
De snelle ovalen van de Indy betekende voor de autocoureurs dat ze de turbine continu in de hoge toeren konden laten draaien. Dit in tegenstelling tot de F1 banen waar motoren meer flexibel moesten zijn. Iets waarvoor de turbines eigenlijk niet voor gemaakt waren.
Bijkomend, in het design van de racewagen moest ook met specifieke elementen rekening worden gehouden.
Er was geen nood aan radiatoropeningen om in de afkoeling van de turbine te voorzien. Daartegenover stond dat er wel een brede uitlaat voor de warme gassen moest worden voorzien. Om de stabiliteit van de racewagen te garanderen werd een brede uitlaat net achter de rennen voorzien. Maar waar er vooral rekening mee moest gehouden worden, was extra plaats voor brandstoftanks. Een turbine was immers een dorstig beestje: aan elke zijkant werd een tank van 280 liter voorzien. Finaal, bij gebrek aan ontkoppeling, werd de stilstand van de racewagen louter en alleen mogelijk door remmen. Om tegengewicht aan de turbine te garanderen dienden grotere en zwaardere remmen ingebouwd te worden. Basis voor de F1 turbine racewagen werd het type 56. Het oorspronkelijke type 56 design werd aangepast om de nieuwe turbine op te vangen.
Colin Chapman had de bedoeling om tijdens de F1 wedstrijd in Monza 1970 met de 56B uit te pakken. Ironisch genoeg koos Colin Chapman dit echter niet te doen. Hij wilde de titel kans van Jochen Rindt niet hypothekeren. Aldus reed Jochen Rindt de kwalificaties in Monza met de type 72. Het noodlot sloeg toe en Jochen stierf in een crash tijdens de kwalificaties. Zijn titelkans bleef gevrijwaard en kreeg postuum de wereldtitel.
De Lotus type 56B werd uiteindelijk gedurende 1971 in 3 Grand Prix ingeschreven. Zonder veel succes.
In Zandvoort en Silverstone slaagt de racewagen er niet in om de race te eindigen. Dit zijn trouwens de enige 2 wedstrijden waar Colin met zijn Team Lotus de 56B gebruikt.
In Monza komt de 56B ook aan de start, maar dan niet door Team Lotus. Immers, het verlies van Jochen Rindt in 1970 ligt Colin Chapman nog altijd zwaar en daardoor verschijnt Team Lotus niet in Monza.
Het geheimzinnige World Wide Racing team van ene Peter Warr brengt de 56B in goud en zwart wel aan de start (geheimzinnig… een Lotus Team manager? In de “omgekeerde” JPS kleuren?).
In Monza worden er 2 modellen ter beschikking gesteld 1 met front&rear wing en 1 zonder.
Emerson Fittipaldi zal uiteindelijk de 56B zonder wings kiezen omwille van stabiliteitsproblemen en slaagt er in om als 8ste over de streep te komen (de 4-wiel aandrijving bleek in de regen wel sneller, maar op droge baan kon het door het gewicht niet mee met de andere bolides).
De Lotus 56B is de enige 4 wiel gasturbine aangedreven F1. De gasturbine was een Pratt & Whitney Canada PT6, 1 van de populairste turboprop vliegtuigmotoren van die tijd. Een turboprop? Ja, en niet te verwarren met een turbojet. Immers, een turboprop is een gasturbine met als doel een propeller aan te drijven. Dit in tegenstelling tot een turbojet waarvan de uitlaatgassen voldoende energie bevatten om voortstuwingskracht te generen. In een turboprop wordt via tandwielen het hoog toerental/laag koppel omgezet in een lager toerental/hoger koppel.
Was dat weer één van Colin’s wilde ideeën?
Niet echt. Voor het oorspronkelijk idee om een gasturbine in een racewagen te gebruiken moeten we naar de VS. Meer specifiek de Indy Car Race.
Een eerste redelijke poging werd in 1955 ondernomen. Toen werd een Boeing gasturbine in een Kurtis 500K gemonteerd. De racewagen zou echter nooit meedoen aan de wedstrijd.
Een tweede verdienstelijke poging werd in 1961 ondernomen. Een 375pk leverende Boeing gasturbine werd in de John Zink “Trackburner” gemonteerd. Dan Gurney (Je weet wel, hij die Colin overtuigde om met Lotus naar de Indy Car Race te komen) probeerde de wagen te qualificeren, zonder succes.
In 1966 wordt een raceauto genaamd Jack Adams Aircraft Special voor de Indy 500 ingeschreven. Deze racewagen had een 1350pk leverende General Electric T58 gasturbine. En ja, ook hier zou de racewagen niet racen. Ontoereikende remmen naar ’t schijnt (en dus te gevaarlijk).
In 1967 beslist Andy Granatelli, CEO van STP (Scientifically Treated Petroleum, een bedrijf gekend voor z’n toevoegmiddel voor motorolie en belangrijk autosport sponsor), een door gasturbine aangedreven racewagen in te schrijven voor de Indy 500. De STP-Paxton Turbocar was voorzien van een Pratt & Whitney Canada ST6B-62, slaagde in de kwalificatie en bleek zelfs op weg naar de overwinning. Echter, op 3 ronden van het einde begaf de versnellingsbak het...
Andy Granatelli bleef evenwel overtuigd van het potentieel van de gasturbine en contacteerde Colin Chapman om de volgende STP raceauto te ontwerpen. Colin Chapman en Maurice Philippe gingen aan de slag en de Lotus Type 56 zag het levenslicht.
Lotus Type 56
Colin en Maurice leverden met de type 56 een volledig nieuw en geavanceerd design. Een aerodynamisch wigvormig model werd door hen verkozen boven de meer traditionele sigaarvormige racewagens van die tijd.
In 1968 brengt Lotus 4 racewagens aan de start van de Indy 500.
Eigenlijk hadden er het 5 moeten zijn. De 5e wagen was voor Jim Clark voorzien, maar zijn overlijden tijdens een F2 wedstrijd in Hockenheim besliste daar anders over. Hij werd niet vervangen, de racewagen werd niet ingeschreven.
De resultaten waren, tjah, analoog aan de turbine racewagens van de voorgaande jaren. Eentje had mechanische pech en een ander crashte nog voor de race was begonnen. De derde racewagen kon starten en vestigde zelfs een nieuw ronderecord tijdens qualificatie met een gemiddelde snelheid van 171.559mph (276.097km/h). Helaas ook deze turbine racewagen finishte niet. Terwijl aan de leiding gaf de brandstofpomp het in de laatste rondes op.
Het echte probleem van de type 56 was echter niet van mechanische aard. Immers, nog voor de type 56 was ingeschreven, besliste de U.S. Auto Club dat de luchttoevoer van gasturbine wagens met 35% moest worden verminderd. Doel was het competitieve speelveld met de 'gewone' motoren te egaliseren.
Eigenlijk wilde de U.S.A.C. gasturbine racewagens helemaal verbieden. De 4e wagen die ik nog niet vermeldde heeft daar uiteindelijk voor gezorgd. Het was de bedoeling dat Graham Hill deze zou besturen, maar hij moest uiteindelijk vervroegd terug aan de slag in F1. Mike Spence verving hem, maar de race werd hem fataal. Met dit incident verbande de U.S.A.C. gasturbine racewagens in de Indy 500 naar de geschiedenisboeken.
Maar 1 ding is duidelijk. De Lotus type 56 vormt met zijn innovatief aerodynamisch model de basis voor racewagens van de volgende 10 jaar (Lotus 72…).
Lotus type 56B
Is het nu omwille van het geloof in de turbine als motor dan wel omwille van de publiciteit, feit is dat Colin Chapman met Pratt & Whitney ging praten om een motor voor de F1 te ontwikkelen.
Sowieso waren er goede redenen om voor een turbine te kiezen.
Ten eerste, de turbine leverde 600pk i.p.v. de 425pk die de toenmalig gebruikte motoren konden leveren. Daarnaast was de wielaandrijving simpelder: geen versnellingen of ontkoppelingspedaal nodig om al de kracht van de turbine naar de wielen te krijgen. Maar bovenal, een turbine was kleiner en lichter.
Maar, turbines zijn eigenlijk niet zo goed geschikt voor F1 wedstrijden.
De snelle ovalen van de Indy betekende voor de autocoureurs dat ze de turbine continu in de hoge toeren konden laten draaien. Dit in tegenstelling tot de F1 banen waar motoren meer flexibel moesten zijn. Iets waarvoor de turbines eigenlijk niet voor gemaakt waren.
Bijkomend, in het design van de racewagen moest ook met specifieke elementen rekening worden gehouden.
Er was geen nood aan radiatoropeningen om in de afkoeling van de turbine te voorzien. Daartegenover stond dat er wel een brede uitlaat voor de warme gassen moest worden voorzien. Om de stabiliteit van de racewagen te garanderen werd een brede uitlaat net achter de rennen voorzien. Maar waar er vooral rekening mee moest gehouden worden, was extra plaats voor brandstoftanks. Een turbine was immers een dorstig beestje: aan elke zijkant werd een tank van 280 liter voorzien. Finaal, bij gebrek aan ontkoppeling, werd de stilstand van de racewagen louter en alleen mogelijk door remmen. Om tegengewicht aan de turbine te garanderen dienden grotere en zwaardere remmen ingebouwd te worden. Basis voor de F1 turbine racewagen werd het type 56. Het oorspronkelijke type 56 design werd aangepast om de nieuwe turbine op te vangen.
Colin Chapman had de bedoeling om tijdens de F1 wedstrijd in Monza 1970 met de 56B uit te pakken. Ironisch genoeg koos Colin Chapman dit echter niet te doen. Hij wilde de titel kans van Jochen Rindt niet hypothekeren. Aldus reed Jochen Rindt de kwalificaties in Monza met de type 72. Het noodlot sloeg toe en Jochen stierf in een crash tijdens de kwalificaties. Zijn titelkans bleef gevrijwaard en kreeg postuum de wereldtitel.
De Lotus type 56B werd uiteindelijk gedurende 1971 in 3 Grand Prix ingeschreven. Zonder veel succes.
In Zandvoort en Silverstone slaagt de racewagen er niet in om de race te eindigen. Dit zijn trouwens de enige 2 wedstrijden waar Colin met zijn Team Lotus de 56B gebruikt.
In Monza komt de 56B ook aan de start, maar dan niet door Team Lotus. Immers, het verlies van Jochen Rindt in 1970 ligt Colin Chapman nog altijd zwaar en daardoor verschijnt Team Lotus niet in Monza.
Het geheimzinnige World Wide Racing team van ene Peter Warr brengt de 56B in goud en zwart wel aan de start (geheimzinnig… een Lotus Team manager? In de “omgekeerde” JPS kleuren?).
In Monza worden er 2 modellen ter beschikking gesteld 1 met front&rear wing en 1 zonder.
Emerson Fittipaldi zal uiteindelijk de 56B zonder wings kiezen omwille van stabiliteitsproblemen en slaagt er in om als 8ste over de streep te komen (de 4-wiel aandrijving bleek in de regen wel sneller, maar op droge baan kon het door het gewicht niet mee met de andere bolides).